Magneetzaadje als nieuwe lokalisatietechniek bij borstkankerzorg
De chirurgen en radiologen van het Zaans Medisch Centrum werken op vele fronten samen. Zo kan chirurg Sandra Muller bij sommige borstkankeroperaties niet zonder de hulp van radioloog Steven Kerssemakers. Ze legt uit: “Soms zijn tumoren zo klein dat je ze niet kunt voelen. Dan vragen we aan de radioloog om aan te geven waar de tumor precies zit.” Steven vult aan: “Sinds begin oktober hebben we daar een nieuwe techniek voor die ook minder belastend voor patiënten is: het magneetzaadje.”
Sandra legt uit: “Er zijn verschillende manieren om de plek van de tumor aan te geven. Soms is de radioloog op de operatiekamer aanwezig om met een echo de plek aan te geven. Maar de meest gebruikte vorm tot nu toe is toch wel de lokalisatiedraad die de radioloog voor de operatie in de borst aanbrengt. Door de draad te volgen, kom ik bij de tumor.”
“De techniek met de lokalisatiedraad heeft een groot nadeel voor de patiënt”, vertelt Steven. “Omdat die draad uit de borst steekt, kan die pas ’s ochtends voor de operatie worden ingebracht. Dan moet je als patiënt al nuchter verschijnen en ben je al gespannen, en dan moet je ook nog zoiets ondergaan.”
Niet voor niets zijn Sandra en Steven blij dat zij nu over de nieuwe, patiëntvriendelijkere Pintuition-techniek beschikken. Niet een draad maar een magneetje zo groot als een rijstkorrel wijst de chirurg de weg naar de tumor. “Dat magneetzaadje hoeven we niet op de dag van de operatie in te brengen. Dat kan al dagen tot weken van tevoren. Dat is minder gedoe voor patiënten en ze kunnen het bijvoorbeeld combineren met een andere afspraak op de polikliniek.”
Ook helpt de nieuwe techniek weefselschade te voorkomen. Sandra legt uit: “Als chirurg wil ik het liefst via een zo kort mogelijke route naar de tumor toe, maar dat lukt niet altijd met een lokalisatiedraad. Doordat je die draad moet volgen, ontstaat er mogelijk meer weefselschade dan eigenlijk nodig is.” Of het uiteindelijke resultaat mooier is? “Er zijn wel studies van, maar nog geen uitgebreide resultaten over de cosmetische uitkomsten. Belangrijkste voor ons is dat de nieuwe methode net zo betrouwbaar werkt als met de lokalisatiedraad.”
Als gespecialiseerd mammachirurg en mammaradioloog – mamma staat voor borst – zijn Sandra en Steven nauw betrokken bij de introductie van de nieuwe techniek. Met de uitrol daarvan zijn ze zeker een jaar bezig geweest. Wat heeft dat betekend voor hun samenwerking? Sandra: “Die was sowieso al goed. Patiënten met klachten kunnen we binnen één dag onderzoeken – daarvoor hebben we de one-stop-poli. De patiënt ziet op dezelfde dag de chirurg, de radioloog en de verpleegkundige voor gesprekken en onderzoeken. Op zo’n dag werk je heel intensief samen.”
Steven: “Overigens is ook met andere specialismen de samenwerking erg goed. We zijn een relatief klein ziekenhuis waar we elkaar kennen. We doen niet aan eilandjes en weten precies bij wie je waarvoor moet aankloppen. Ook dat is in het belang van de patiënt.”
Hun constante zoektocht naar nieuwe beeldtechnieken en nog betere behandelmethodes past bij de gedrevenheid waarmee Sandra en Steven hun werk doen. Sandra: “Dat je vrouwen die met angst voor borstkanker bij je komen, mag begeleiden en behandelen – dat vind ik een eer. Het liefst wil je natuurlijk iedereen beter maken, maar ook als dat niet kan, probeer ik wat voor hen te betekenen.”
“Ik kijk daarbij altijd naar hun behoeften. De een wil het liefst zoveel mogelijk informatie. De ander heeft daar helemaal geen behoefte aan en wil graag dat jij beslist. Dat aanvoelen van wat de patiënt wil, vind ik – naast het technische aspect van het chirurgisch werk – het mooie van mijn vak. Zorg moet persoonlijk zijn.”
Steven ziet het contact met patiënten ook als heel waardevol: “Soms willen mensen nog wel eens denken dat we als radiologen de hele dag achter een scherm zitten. Maar zeker bij de borstkankerzorg hebben we juist veel contact met de patiënt. Soms kan het lastig zijn, omdat wij als ondersteunende specialisten minder kunnen zeggen over de behandeling. Daar gaat de behandelend specialist over.”
“Maar wat wel prettig is, is dat we mensen duidelijkheid kunnen geven. Mensen komen vaak met angst binnen. Dan is het fijn dat ik ze direct kan geruststellen. In zo’n 75 tot 85% van de gevallen is er gelukkig niets aan de hand.”