Het samenwerkingsprogramma G’oud is opgezet met de ambitie dat ouderen in onze regio een goed leven hebben. Om het belang van deze samenwerking kracht bij te zetten hebben alle 22 deelnemende organisaties op 12 juli een intentieovereenkomst getekend.
De aankomende jaren staan we met elkaar voor een aantal grote maatschappelijke opgaven. Een daarvan is de vergrijzing, die ook in onze regio (Zaanstreek-Waterland) een forse uitdaging vormt. Het aantal alleenstaande ouderen neemt sterk toe, het aantal beschikbare woningen staat sterk onder druk, de zorgkosten groeien door, er is personeelsschaarste in de zorg en het aantal beschikbare mantelzorgers neemt af. De verwachting is dat door samenwerking beter en sneller aan deze uitdagingen kan worden gewerkt.
In 2021 sloegen maar liefst 18 organisaties, waaronder een afvaardiging van ouderen, de handen ineen om samen antwoorden te vinden voor deze uitdagingen. Ondertussen zijn er 22 organisaties aangesloten en richt G’oud zich op vier essentiële aandachtsgebieden: hoe kunnen we met elkaar passende zorg blijven leveren; wat kunnen oudere inwoners zelf en hoe kunnen we hen daarbij ondersteunen; hoe versterken we met elkaar het netwerk rondom de oudere inwoner; hoe zorgen we voor een goede woonsituatie, ook als daar zorg geleverd moet worden.
Dit sluit aan op de recent gelanceerde landelijke richtlijnen, zoals het Integraal Zorg Akkoord (IZA), het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) en het Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen Akkoord (Wozo akkoord). Hiermee stipt de Rijksoverheid steeds meer het belang aan van regionaal samenwerken.
Om concrete invulling te geven aan deze aandachtsgebieden zijn en worden projecten gestart. Daarbij kijken we onder andere naar de inzet van technologie, oplossingen in de wijk voor acute zorg en begeleiding, het ontlasten van mantelzorgers en het in beeld brengen van de woonzorgbehoefte in alle gemeenten.
Paul Cohen, deelnemer aan het burgerinitiatief van G’oud: ‘We vinden het belangrijk dat oudere burgers betrokken zijn bij het programma. Daarom doe ik ook graag mee én vertegenwoordig ik de patiëntenraad van het ZMC. Het programma kijkt vooruit, heeft een aantal grote uitdagingen benoemd en zorgt dat organisaties beter samenwerken om oplossingen te vinden voor deze uitdagingen. Persoonlijk vind ik dat heel prettig. Zolang het gaat wil ik zoveel mogelijk zelf de regie hebben. Maar je komt op enig moment voor het dilemma te staan dat je jezelf minder goed kan redden. De hulp van derden is dan nodig om toch een prettig bestaan te kunnen leiden. En met al deze uitdagingen gaat dat niet vanzelf, dus zo’n samenwerkingsprogramma is hard nodig.’